Alweer enkele jaren geleden publiceerde Google de resultaten van een uitgebreid onderzoek naar factoren die een team succesvol maken. De factor die hét verschil maakt is sociale veiligheid. Durf jij je uit te spreken naar je collega of leidinggevende. Voel je je vrij om (onconventionele) ideeën aan te dragen, fouten te maken en zorgen te delen? Dat is waar het om draait.
Mooi en zeker nuttig, dat onderzoek. Maar in de basis is het natuurlijk geen nieuws. Mensen zijn sociale dieren. We willen bij een groep horen, we willen onze plek in de groep kennen en ‘erbij horen’. Dat voelt lekker en onze alarmcentrale die ‘amygdala’ heet, houdt zich gedeisd. Voelen we ons bekritiseerd of zijn we onzeker over wat groepsleden van ons vinden, dan ontstaat er stress en maakt ons lichaam adrenaline en cortisol aan. En dat is voor niemand goed, tenzij je weg moet rennen voor een tijger.
In veel organisaties is er – terecht – aandacht voor sociale veiligheid. Dat betekent niet automatisch dat het overal goed gaat. Denk aan de documentaire ‘De blauwe familie’, over discriminatie en pestgedrag bij de politie. Ook iets wat in feite geen nieuws is; het speelt daar al jaren. En dat is treurig. Voor de slachtoffers, voor ons burgers die getalenteerde en gemotiveerde beschermers moeten missen, en voor ons vertrouwen in het instituut.
In dit soort gevallen ligt de focus vaak op tips om psychologische veiligheid te stimuleren en discriminatie de kop in te drukken. Goed voorbeeldgedrag, elkaar beter leren kennen, betere gesprekken voeren, duidelijke normen stellen en zo nodig straf uitdelen… Allemaal megabelangrijk, echt!
Maar toch mist er voor mij één cruciale vraag: wat maakt dat mensen anderen buitensluiten, pesten of discrimineren? Is het de werking van ons brein, dat is gericht op dingen in hokjes indelen en labelen om de wereld te kunnen begrijpen? En dat ervoor zorgt dat we meer sympathie hebben voor mensen die op ons lijken? Komt het kortom, door bias waaraan wij onderhevig zijn? Bias die we nog niet onder controle hebben. En die door ‘opvoeding’ bijgeschaafd kunnen worden, zoals we ook ooit met mes en vork hebben leren eten?
Of biedt anderen uitsluiten de pesters zelf ook een gevoel van sociale veiligheid? Aan welke behoefte beantwoordt discrimineren, wat hebben de pesters nodig? Dat zou ik wel eens willen weten. Want misschien kunnen we die behoefte dan op een andere manier invullen, zonder anderen te beschadigen. En ook zonder zichzelf te beschadigen, want uit onderzoek blijkt dat wie als kind een pester was, op latere leeftijd meestal nóg slechter af is dan degene die gepest werd. Ik kan me voorstellen dat dat voor volwassenen ook geldt: discriminatie en pestgedrag zijn schadelijk voor alle betrokkenen.
Wie o wie heeft hier onderzoek naar gedaan? Of heeft er interessante gedachten over? Misschien krijgen we dan een sleutel voor oplossingen die wél werken in handen. Daarmee kunnen we de wereld een stukje mooier maken en dat is in deze tijd geen overbodige luxe. Hoor ik van je?
Wat maakt dat mensen anderen buitensluiten, pesten of discrimineren?